Journalisten VS bezorgd over inperking van hun bronnen


Tijdens de jongste reeks pre-trial-zittingen is duidelijk geworden, dat de militaire aanklagers het (nog te bewijzen) lekken naar Wikileaks gelijk stellen aan het lekken naar welk medium dan ook. Journalisten in de VS zijn hier inmiddels tegen te hoop gelopen. Nooit eerder is een militair in de VS geïnterneerd op beschuldiging van hulp aan de vijand na het doorgeven van militaire ‘geheimen’ aan de media. In het geval van Bradley Manning neemt dit onderdeel van de aanklachten (waar levenslang op kan staan) perverse vormen aan, nu de aanklagers stellen, dat het er niet zozeer toe doet of Manning de bedoeling had de vijand te helpen, maar dat het voldoende is als hij het had kunnen weten.
In een hoofdredactioneel commentaar op deze wel erg gemakzuchtig aandoende constructie heeft inmiddels onder meer de Los Angeles Times de aanklagers opgeroepen om de aanklacht ‘hulp aan de vijand’ te laten vallen, al was het maar ‘omdat deze beschuldiging ons gezien het gebrek aan bewijs even onzinnig voorkomt als het idee dat Manning zich bewust zou hebben gericht op vijandige naties of terroristen’. Ook een prominente redacteur van de New York Times, Margaret Sullivan, heeft zich bezorgd getoond over de implicaties van de vervolging van Manning op dit punt: “Aangezien het publiek van de pers verwacht dat zij haar cruciale taak in de democratie vervult is het verbazingwekkend dat zij hierop nog nauwelijks is aangesproken.”
Haar NYT-collega en columnist Bill Keller sloot zich hierbij aan en stelde, dat ‘de mogelijk geleden schade door Mannings actie in geen verhouding staat tot de manier waarop hij militair-strafrechtelijk wordt vervolgd’.
In The Guardian schrijft Glenn Greenwald, dat deze aanklacht mutatis mutandis één op één van toepassing kan worden geacht op vrijwel alle inside-bronnen waar bekende onderzoeksjournalisten zich doorgaans op baseren. Volgens Greenwald zouden serieuze media er verstandig aan doen zich goed te verdiepen in dit aspect van de zaak tegen Manning en massaal verzet moeten aantekenen, willen ze voorkomen dat zij vanwege hun huidige en toekomstige klokkenluidende bronnen vergelijkbaar gaan worden aangepakt en vervolgd.

Justitie moet aantonen dat Manning wist dat hij de vijand hielp

Tijdens de voortzetting van de procedurele zittingen heeft de militaire rechter beslist dat justitie zal moeten aantonen dat Bradley Manning wist dat hij informatie verschafte aan de vijand, in het geval bewezen wordt verklaard dat hij dokumenten heeft onthuld aan Wikileaks. De rechter heeft niet aangegeven wie in dit verband aangeduid wordt als de vijand. Justitie heeft verklaard te willen aantonen, dat onder meer Bin Laden aan een medeplichtige zou hebben gevraagd om dokumenten van Wikileaks. Dit lijkt misschien weinig steekhoudend, maar het kriterium kan tricky blijken, omdat er eerder berichten zijn geweest dat de Amerikaanse overheid bezig is ook Wikileaks zelf als een vijandige instantie te beschouwen. Justitie zou in de periode die nu nog rest tot het proces in juni op dit gebied gemakkelijk een konijn uit de hoed kunnen toveren.
Nog ongunstiger voor Manning is dat rechter kolonel Denise Lind ook heeft bepaald dat het motief van Manning tijdens het proces alleen een rol mag spelen als het erom gaat aan te tonen dat hij inderdaad niet wist dat door hem doorgespeeld materiaal door de vijand kon worden gezien. Verder mag deze kant van de zaak alleen aan de orde komen als het er om gaat hoe hoog de straf wordt indien het delikt bewezen wordt verklaard, dus in de allerlaatste fase van het proces. Dit verzwakt Mannings positie als klokkenluider, omdat hij nu niet vanaf het begin af aan mag betogen dat hij in het algemeen belang heeft gehandeld, dat dat zijn motief is geweest.
Manning mag verder tijdens het proces de schaderapporten van de inlichtingendiensten over de effekten van het uitlekken van de dokumenten alleen gebruiken als het gaat over het bepalen van de strafmaat. Ook dit is niet gunstig voor hem, omdat de verdediging die rapporten had willen gebruiken om aan te tonen dat de nationale veiligheid niet in het geding is geweest.
De rechter zal in februari beslissen over de argumenten van de verdediging dat de militaire justitie zijn recht op vervolging verspeeld heeft door het alsmaar rekken van het proces (Manning zit nu twee jaar en acht maanden in voorarrest).

Rechter erkent illegale bestraffing Manning

De rechter in de zaak Manning heeft vastgesteld dat de beperkingen tijdens zijn hechtenis in de mariniersgevangenis 'excessief' en bij tijd en wijlen illegaal waren en verder gingen dan wat nodig was om zijn veiligheid te waarborgen en het risiko van zelfmoord te voorkomen. Bij het toekennen van kompensatie hiervoor was de rechter echter erg karig. Volgens de wet was het mogelijk om het hele proces te stoppen vanwege deze inbreuk op de rechten van de gevangene Manning. In het geval dit niet gebeurde hadden de advokaten gevraagd voor elke dag dat zijn rechten geschonden waren tien dagen te verrekenen met de eventuele uiteindelijke strafoplegging. De rechter kompenseerde echter 1-op-1, zodat Manning uiteindelijk zo'n maand of vier strafvermindering kan krijgen.
Rechter Denise Lind besloot vervolgens het eigenlijke proces opnieuw uit te stellen van maart tot begin juni om extra tijd te hebben om eventueel geheime gegevens die ingebracht worden in de procedure beter te kunnen beoordelen.
Deze week zal de rechter een beslissing nemen over de vraag of de motieven van Manning in het proces ter sprake mogen komen om te beoordelen of wat hij gedaan heeft wel strafbaar is. De verdediging wil dit, maar justitie vindt dat het alleen een rol mag spelen bij het bepalen van de strafmaat.